vrijdag 31 januari 2014

Juw Hesselsz van Juwsma

Juw Hesselsz van Juwsma was de vader van Ebel Juws Juwsma.
Hij werd rond 1390 in Rinsumageest geboren. Zijn ouders waren Hessel Juws van Juwsma en Ebel Gossesdr Sjaardema.
Hij trouwde rond 1415 met Tjepcke van Scheltinga.

http://www.simonwierstra.nl/JUWSMA.htm

A-II-a Juw van Juwsma, ook Bottema, overleden na 1450, zoon van Hessel van Juwsma (A-I) en Ebel Ndr.
Hij verkreeg Melckemastate bij Rinsumageest van Tjepcke Scheltema (OFO I-76 d.d.12-3-1439).
Hier wordt hem  evenals zijn broer Rienck de naam Bockema gegeven.
Koopbrief, gepasseert bij Thiepka Scheltama aan Juwe Bockama, van Melkama goed op de Geest, Ao. 1439 op St. Gregorius dag Papa. Aan dezen, geschreven op pergament hebben gehangen negen Zegels, van Thiepka Scheltama, Heer Symon, Deken, Heer Ynta, persona te Oldehove, Heer Minna, persona te Nijehove (alle drie van Leeuwarden: c.b.), Heer Bua, persona op de Geest, Heer Rembert, persona te Wirdum, Sydze Thiaarda, Feya Eessynga, Rennyck Juwisma (alle drie hoofdelingen op de Geest:c.b.
Genoemd 1419/1451;in OFO I-56 d.d.25-7-1431 als grietman van Dantumadeel en te Rinsumageest in OFO I-76 d.d.12-3-1439,OFO I-78 d.d.9-10-1439 en OFO I-125 d.d.2-5-1451.
Uit de CD bij het boek “ De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners “ door P.Noomen
Als familienaam kwam Bottama in 1431 voor; als Buttema huus en Bottema werd het goed respectievelijk
in 1477 en 1543 genoemd. In 1622 en later heette het Botnia. Bij Botnia wordt in 1640 een
stinswier genoemd, zodat op Botnia hoogstwaarchijnlijk al vroeg een stins stond. Tegelijk wijzen
de ligging en de eigendomsverhoudingen op een nauwe band met het aangrenzende Onnemahuis.

In 1431 was Jw Bottama grietman van Dongeradeel.832 Hij was een zoon van Hessel
Juwsma op Juwsmahuis in Rinsumageest. Vanwege de eigendom - en in tijden dat er tegelijkertijd
meerdere zoons Juwsma waren waarschijnlijk ook vanwege de bewoning - van Buttemahuis of
Botnia in Dantumawoude werden de Juwsma's ook Bottema genoemd.

In 1472 en 1477 was Juws zoon Gatze Juwsma eigenaar van een deel van het aan Buttema
grenzende goed Onnema en van Buttema huus in Dondmawolt (Botnia), dat waarschijnlijk oorspronkelijk
met Onnema één geheel had gevormd. In 1477 kreeg de stad Groningen het recht
eventueel Melkemahuis in Rinsumageest en Buttema van Gatze te kopen, als dat - militair -
gunstig zou zijn voor de stad. Een teken dat Buttema een potentieel strategisch belang had.
Melkema had Gatzes vader Juw Bottema in 1439 gekocht.

donderdag 30 januari 2014

Ebel Juws Juwsma

Ebel Juws Juwsma, de echtgenote van Epo van Aylva, werd rond 1418 in Rinsemageest geboren.
Ze was een dochter van Juw Hesselsz Juwsma (Bottema) en Tjepcke van Scheltinga.

(http://www.simonwierstra.nl/JUWSMA.htm)

woensdag 29 januari 2014

Swob Juwsma

Swob Juwsma was de echtgenote van Tjaard van Aylva.
Ze werd rond 1385 geboren in Marssum.

http://www.genealogieonline.nl/stamboom-griffioen-koster/I16112.php

Zij was afkomstig uit Westergo, waarschijnlijk van Marssum, maar haar ouders zijn onbekend.
Haar kinderen erven in 1439 van Upke van Doyema te Marssum.

dinsdag 28 januari 2014

Epo van Aylva

Epo van Aylva, de vader van Tjaard van Aylva, was een zoon van Douwe Aylva.

Uit: Nederlandsch Geslacht-Stam-en Wapen-Boek, waarin voorkomen de ..., Volume 1
 Door Abraham Ferwerda,Jacobus Kok


Epo van Aylva van Witmarsum. Zoon van Douwe Aylva, die geleeft heeft omtrent het jaar 1416.

 


maandag 27 januari 2014

Tjaard van Aylva

Tjaard van Aylva was de vader van Epo van Aylva. Hij werd rond 1385 in Witmarsum geboren. Hij was een zoon van Epo van Aylva.
Rond 1405 was hij gehuwd met Swob Juwsma.

Uit: Nederlandsch Geslacht-Stam-en Wapen-Boek, waarin voorkomen de ..., Volume 1
 Door Abraham Ferwerda,Jacobus Kok


Tjaard van Aylva is gehuwd geweest aan Swob Juwsma, niet uit Rinsmageest, maar uit een ander deel van Westergoo; hy heeft geleeft omtrent 't jaar 1441. En heeft gehad 4 kinderen.



zondag 26 januari 2014

Epo van Aylva

Epo van Aylva was de vader van Siurd van Aylva. Hij was getrouwd met Ebel Juws Juwsma.
Zijn ouders waren Tjaard van Aylva en Swob Juwsma.

Uit: Nederlandsch Geslacht-Stam-en Wapen-Boek, waarin voorkomen de ..., Volume 1
 Door Abraham Ferwerda,Jacobus Kok
Gehuwd aan Ebel Juwsma, zuster van Gatze Juwsma van Rinsmageest; gelyk blykt uit een Schriftuur in dato 1495.
Deeze heeft gehad 10 kinderen



vrijdag 24 januari 2014

Siurd van Aylva

Siurd van Aylva, de vader van Luts Sjoerdts van Aylva, was getrouwd met Sydts Watzesdr. van Walta.
Hij werd rond 1451 in Witmarsum geboren.
Zijn ouders waren Epo van Aylva en Ebel Juws Juwsma.

Uit: Nederlandsch Geslacht-Stam-en Wapen-Boek, waarin voorkomen de ..., Volume 1
 Door Abraham Ferwerda,Jacobus Kok

Siurd van Aylva te Schraard op de State Aylva. Was Opperhoofd van 't Friesche Leger voor Franeker, alwaar ze Hertog Georg van Saxen ingesloten hielden.
Gehuwd aan Sits Walta.
Hy is in 't jaar 1509, den 20 September, in eene grote watervloed, willende zijn Vee behouden, tegelyk met het zelve omgekomen. Hy heeft gehadt 9 kinderen.


donderdag 23 januari 2014

Luts Sjoerdts van Aylva

Luts Sjoerdts van Aylva, echtgenote van Gaele Jarichs van Haeghstra van Heslinga, werd rond 1489 in Schraard geboren. Ze was een dochter van Siurd van Aylva en Sydts Watzesdr. van Walta.


(Uit: Nederlandsch Geslacht-Stam-en Wapen-Boek, waarin voorkomen de ..., Volume 1
 Door Abraham Ferwerda,Jacobus Kok)


woensdag 22 januari 2014

Elf Popma

Elf Popma was de vader van Claes Elfsz Popma.

(http://www.genealogieonline.nl/stamboom-griffioen-koster/I14985.php)

Notities bij Elf Popmahttp://www.fevanbinsbergen.nl/Genealogie/Kwartierstaten/Kwart6-18-ct.html#1794485796800
Waar Elf Popma vandaan kwam is onduidelijk. Het is goed mogelijk dat hij afstamt van Friezen die in de 9de eeuw naar Terschelling zijn komen lopen. Het is ook mogelijk dat hij afstamt van Friezen die zich later op het eiland vestigden.
De eerst bewoners van Terschelling moeten in de 9de eeuw naar Terschelling zijn gekomen. Bij opgravingen op het Stryper kerkhof in Midsland trof men resten aan van een houten kerkje uit die tijd. Het klooster Eternach zou hier in de 11de eeuw twee kerken hebben gebouwd. Hiervoor gebruikte men de namen Wexalia en Wuxalia, wat een eiland moet zijn geweest. Later werden de namen Schelling en Scelinghe gebruikt, voor een zandplaat aan de westzijde van het eiland.
Lange tijd duidde men een dorp op de westpunt van het eiland aan met Der Schellinghe en Ter Schellinghe. De toenmalige bewoners leefden van landbouw en visserij.
1287 was een belangrijk jaar in verband met geografische verandering als gevolg van de overstromingen door de St. Hubertusvloed. Tot dit jaar namelijk was Terschelling geen afzonderlijk eiland en te voet bereikbaar vanaf het vasteland (Friesland). Men neemt dan ook aan, dat de eerste bewoners van het eiland Friezen waren, althans van Friese afkomst.

dinsdag 21 januari 2014

Claes Elfsz Popma

Claes Elfsz Popma was een zoon van Elf Popma. Hij werd rond 1265 in Oosterend op Terschelling geboren.

(http://www.genealogieonline.nl/stamboom-griffioen-koster/I14985.php)

Ten zuiden van Oosterend stond de stins van de familie Popma.

De Graaf van Holland, Willem III van Beieren, beschouwde zichzelf als de wettige heer van Friesland en dus ook van Terschelling. Op 3 mei 1322 droeg hij Claes Elfszoon op om voor hem, de graaf, recht te spreken, de opgelegde boeten te innen en kortom alle rechten uit te oefenen die hem als graaf naar zijn mening toekwamen. Hij noemde hem zijn rechter en beval de inwoners en allen die er hun zaken kwamen doen behulpzaam te zijn.

De Noorwestelijke vaarwaters. Volgens sommige geschiedschrijvers moet de gemeenschap van de Waddeneilanden met het vaste land rond 1300 verbroken zijn. Een riviermond die al bestond (het latere Vlie) werd toen zo breed en diep dat het nodig werd om hier tonnen in te leggen. Behalve dit Vlie was er in het noordwesten nog een belangrijk zeegat, namelijk het Marsdiep.
 Het oudste bekende bericht omtrent de betonning in het Vlie dateert uit 1323. Het betreft een overeenkomst tussen Claes Popma en zijn mederichters van der Schellingh, gesloten met de stad Kampen, welke van hertog Albrecht het recht had om "tonnen moegen legghen int Vlie ende int Marsdiep". Volgens de overeenkomst met de stad Kampen richtte Claes met zijn mederichter het "voerhuijs", het baken bij West-Terschelling op. Dit kan er op wijzen dat graaf Willem met zijn benoeming een Hollands tintje gaf aan een gewoon bestaande Friese rechtsituatie. De richter en zijn mederichter of mederichters waren de hoogstgeplaatsten, het gemene land de gezamenlijke vrije, grondbezittende boeren, de eigen-erfden.

maandag 20 januari 2014

Sjoert Claeses Popma

Sjoert Claeses Popma werd rond 1290 in Oosterend op Terschelling geboren. Hij was een zoon van Claes Elfsz Popma.

(uit: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-griffioen-koster/I14985.php)

Notities bij Sjoert Claeses Popma
Ook genaamd Sjoerd en Claezes
http://www.fevanbinsbergen.nl/Genealogie/Kwartierstaten/Kwart6-18-ct.html#1794482898400
Sjoerd stichtte in 1330 een kapel in Oosterend op Terschelling, niet ver van zijn stins. Wellicht is zijn vader Klaas, heer van Terschelling of mogelijk was Sjoerd mederichter van Klaas.
Met hem wordt voor het eerst het geslacht genoemd, dat tot de Hollandse machtsovername van 1502 naar Friese traditie de heren van Terschelling zou leveren.


Hier zou de Popmastins hebben gestaan

zaterdag 18 januari 2014

Sjoert Sjoerds Popma (Poppama)

Sjoert Sjoerds Popma werd rond 1325 in Oosterend Terschelling geboren. Hij was een zoon van Sjoert Claeses Popma.

(uit: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-griffioen-koster/I14985.php)

Notities bij Sjoert Sjoerds Popma (Poppama)http://www.simonwierstra.nl/POPMA1.htm
Hij zou een nakomeling zijn van Sjoerd Popma, die in 1330 een kapel stichtte te Oosterend op Terschelling.
In 1396 kwam de Hollandse vloot, met graaf Jan van Heenvliet, baljuw van Amstelland en graaf Gerrit van Egmond, baljuw van Medemblik, bij de strijd tegen de Friezen op het weerloze Terschelling terecht: brandschatting en verovering.
Op 27 augustus 1398 wordt Zijwaert Poppama als schout op Terschelling aangesteld door graag Albrecht van Holland.
https://familysearch.org/pal:/MM9.2.1/93TX-931

Rienck Sjoerts Popma (Poppema)

Rienck Sjoerts Popma (Poppema) was een zoon van Sjoert Sjoerds Popma (Poppama).
Hij was rond 1350 geboren op Terschelling.
Hij trouwde rond 1373 in Gauw met Tjets Ruyrdts Rotterda.


Uit: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-griffioen-koster/I14985.php

Notities bij Rienck Poppes Popma (Poppema)
Ook genaamd Poppema
http://www.genealogieonline.nl/stamboom-stremmelaar-van-den-dongen/17078.phpAlbada-pdf
Doys II, 298, 338; JR, 402 s.v. Popma:
Hebben dese Rienck Poppinga en de Tiets Rotterda hun stins ende staten gehadt in den dorpe Poppingawier; ende soo sy geen soonen nalieten hebben het stins ende staten met die landen daertoe behorende tot een kercke besprooken ende (tot) die pastorye, waervan ooek het dorp die naem heeft vercregen – ende warde ryeke Rienck Poppinga opte Poppama genaemt soo hy wel sestien stinsen hadde; heeft syn wapen gevaert een roode leeuw in eengeel velt met sestien stinsen; was echtelyck afcomstich van de graven van Hollandt.



donderdag 16 januari 2014

Catharijn Riencks Popma

Catharijn Riencks Popma was de moeder van Eelck Sickes van Albada.
Ze werd rond 1375 geboren in Poppingawier.
Haar ouders waren Rienck Popma en Tjets Rotterda.

(uit: Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude ..., Volume 1
 Door Montanus Haan Hettema,Arent van Halmael,Hendrik van Rijn)

woensdag 15 januari 2014

Douwe Sjaerdema

Douwe Sjaerdema was een zoon Sicke Sjaerdema en Edwert ?

Uit:
Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude ..., Volume 1
Door Montanus Haan Hettema,Arent van Halmael,Hendrik van Rijn





 

 

dinsdag 14 januari 2014

Magdalena ouden Sickesdr. Sjaerdema

Magdalena ouden Sickesdr. Sjaerdema was de moeder van Sicke Ruyrdts van Albada.
Ze werd in Franeker geboren en stierf rond 1424 in Goënga.
Haar ouders waren Douwe Sjaerdema (later Sicke) en Catharina Fransesdr. van Roorda (Tryn).

(Uit: Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude ..., Volume 1)

Franeker (Cammingha) Sjaerdemahuis

maandag 13 januari 2014

Ruurt Agges Albada

Ruurt Agges Albada was een zoon van Agge Ruyrdts Albada.(www.simonwierstra.nl/ALBADA.htm)
Hij werd rond 1350 geboren in Goënga en stierf op Magnus-des-Belijders-dag 1423.
Ruurt Agges Albada was getrouwd met Magdalena ouden Sickesdr. Sjaerdema.


zondag 12 januari 2014

Sicke Ruyrdts van Albada

De vader van Eelck Sickes van Albada was Sicke Ruyrdts van Albada. (www.simonwierstra.nl/ALBADA.htm)
Hij werd rond 1379 geboren  in Goënga. Zijn ouders waren Ruurt Agges Albada en Magdalena Ouden Sickesdr. Sjaerdema.
Sicke Ruyrdts van Albada overleed op St-Agnesdag, 21 januari 1426, in Goënga.


Mozaïek van de heilige Agnes in de Santa Agnese kerk

Mozaïek van de heilige Agnes in de Santa Agnese kerk
Uit: http://nl.wikipedia.org/wiki/Agnes_(heilige)
 

vrijdag 10 januari 2014

Richoldus Uffo

Richoldus Uffo was de vader van Odibaldus. (www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen)
Richoldus Uffo was getrouwd met een dochter van Udolf Haron.


Bron: http://smitzimm.woelmuis.nl/843095953.htm

Richoldus Uffo
Anno 396. De regeerders van Friesland hadden, tot dezen tijd toe, den titel van Hertog gevoerd. Maar na de dood van Odolf Haron, kwam de regering aan Richoldus Uffo, welke zich den titel van Koning gaf. Onder het bewind van Koning Richoldus werd Friesland aanmerkelijk bebouwd, en alzoo met vele sterkten, gehuchten en dorpen bezet is geworden. De hoofdstad Stavoren werd aanmerkelijk verbeterd en ook met een sterk slot voorzien. Het tegenwoordige Fleuissen , ten noordoosten van Stavoren gelegen, was toen nog een groot bosch samen met het Kreiler bosch, waarin Richoldus een jagtslot bouwde.
Men verhaalt, dat er reeds in deze tijden Christenen onder de oude Friezen werden gevonden, en, dat er reeds vier kloosters of samenwoningen van Christenen gesticht waren, als Aedwirt (of Aduard) in Groningerland, te Blokzijl, te Winkel in West-Friesland en nog een in Oost-Friesland over de Eems. In de kort hier op volgende tijden, is echter het licht der waarheid, in deze landen, weder geheel door den nacht des Heidendoms verdrongen en uitgedoofd geworden.
Anno 442. De Noormannen hebben, onder Richoldus regering, wederom Friesland door hunne invallen ontrust. Een hoop dier stoute zeerovers landde in Groningerland, waar zij alles met roof en brand en schrik vervulden. Richoldus verzamelde wel in aller haast een leger, om de woeste Noormannen te verdrijven, doch de Friezen schoten in het eerste gevecht te kort, en verloren bij kasteel Gruneburg ( nu de stad Groningen) wel driehonderd man. Richoldus echter herstelde zich, sprak zijn volk moed in, en ging des anderen daags op de roovers los. Hij viel hen zoo onverziens en stoutmoedig aan, dat er wel negenhonderd Noormannen sneuvelden, terwijl de overigen door de overhaaste vlucht verstrooid geraakten, en weinigen naar hun land terug keerden.

In het jaar 435 hadden er in Friesland vreesselijke onweders plaats met hagelstenen ter grootte van een voet lang en een halve voet breed, die bedenkelijke schade veroorzaakten, zijnde er veel vee door omgekomen. De zee, door stormen aangestuwd, overstroomde het land, en er verdronken meer dan zeshonderd menschen.
Anno 442. Een deel van West-Friesland was door Friezen bevolkt. Dibbald, Hertog over West-Friesland deed zich, met goedvinden van zijn leenheer, den Frieschen Koning Richoldus, mede Koning noemen. Door eenen zoon van Dibbaldus werd het slot Haarlem gebouwd, het eerste begin dier stad.
De volken , die thans Batavie bewoonden, de Franken, Saxers en Saliërs, deden invallen in West-Friesland. Dibbald, niet in staat om de talrijke roofzuichtige benden te wederstaan, nam zijne toevlugt tot den Koning Richoldus. Deze, met zijne magt Dibbald te hulpe komende, heeft de vijanden verslagen, en alzoo West-Friesland van de ingevallen roovers gezuiverd.
Ook werden de Friezen tegen de invallen der Noormannen meer veilig, nadat eenen zoon van Richoldus, Odibaldus genaamd, getrouwd is met eene dochter van den koning van Denemarken, Haddinga genoemd. Tusschen de Friesche en Deense vorsten werd een vrede verbond gesloten voor den tijd van tien jaren. Odilbaldus werd Stadhouder van Westfalen, na den dood van den ouden Iglo Lascon op het kasteel te Dokkum.

donderdag 9 januari 2014

Odibald

Odibald was de vader van Richold II. (www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen)

bron: http://smitzimm.woelmuis.nl/843095953.htm

Ook werden de Friezen tegen de invallen der Noormannen meer veilig, nadat eenen zoon van Richoldus, Odibaldus genaamd, getrouwd is met eene dochter van den koning van Denemarken, Haddinga genoemd. Tusschen de Friesche en Deense vorsten werd een vrede verbond gesloten voor den tijd van tien jaren. Odilbaldus werd Stadhouder van Westfalen, na den dood van den ouden Iglo Lascon op het kasteel te Dokkum.


Uit: Algemeene Geschiedenis des Vaderlands, van de vroegste tijden tot ..., Volume 1
Door Johannes Pieter Arend,Otto van Rees


Obibald, die onder de algemeene toejuiching des volks, tot tweeden Koning van Friesland werd uitgeroepen. Hij was gehuwd met eene dochter des Konings van Denemarken, en wordt voorgesteld als de vader zijner onderdanen en de schrik zijner vijanden, wiens een en dertigjarige regering door geene oorlogen geschokt werd. Daarentegen overstroomde, omstreeks het jaar vijf honderd zestien, een vreesselijke watervloed geheel Friesland, en voerde duizenden menschen, benevens eene ontelbare menigte vee met zich. De storm was vergezeld door verschrikkelijke onweders en hagelbuijen, die torens en huizen verpleterden, boomen ontwortelden, en een groot aantal menschen en beesten ter nedersloegen. Men verhaalt, dat kort te voren, de dienstmaagd van zekeren Ivo Hoppers, een grondbezitter tusschen Stavoren en het tegenwoordige Hoorn, toevallig uit eene put in haren emmer een levenden haring optrok. Dit bragt Hoppers tot nadenken, te meer dewijl de afgod Stavo voorspeld had, dat de vlammen, welke het Roode Klif had opgeworpen, door watervloeden zouden gevolgd worden, die tusschen West- en Oost-Friesland heendringende, eene geweldige zee zouden vormen. Hij verkocht of verruilde derhalve zijne landerijen, en zette zich verre oostwaarts van Stavoren neder. Odibald liet drie zonen na, van welke de oudste Richold II hem in de Koninklijke waardigheid opvolgde.

woensdag 8 januari 2014

Richold II

Beroald was een zoon van Richold II (www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen).



Uit: Algemeene Geschiedenis des Vaderlands, van de vroegste tijden tot ..., Volume 1
Door Johannes Pieter Arend,Otto van Rees


Odibald liet drie zonen na, van welke de oudste Richold II hem in de Koninklijke waardigheid opvolgde. Geëerd en bemind door zijn onderdanen, werd deze Vorst niet minder ontzien door de omliggende volken, welke  dikwerf de kracht zijner wapenen moesten ondervinden. Reeds bij den aanvang zijns bestuurs bragt hij, op aandringen des volks, eene vloot bijeen, met welke zijne tweelingbroeders, Hengst en Hors, naar Britanje overstaken, om de mislukte onderneming en den dood hunner voorgangers en naamgenooten te wreken. Zij veroverden dit Rijk, en stichtten er eene nieuwe heerschappij. Middelerwijl plunderden de Denen, onder hunnen Koning Harald, Frieslands grenzen, doch vlugtten op het berigt, dat Richold tegen hen in aantogt was. Deze, hiermede niet bevredigd, zond zijnen veldheer Hercon, een man sterk en groot van ligchaam, stout en onversaagd van gemoed, met een heir naar Denemarken, dat alles te vuur en te zwaard verwoestende, in zegepraal naar Friesland terugkeerd. Even gelukkig bedwong hij een opstand de Sikamheren en Westfalingers, die tot vernieuwde onderwerping genoodzaakt werden; ook versloeg hij de Batavieren, welke zich reeds van een groot gedeelte van West-Friesland hadden meester gemaakt, waar thans Dibbald regeerde. Te midden dezer overwinningen overleed Richold in het jaar vijf honderd zeventig, in eenen ouderdom van drie en negentig jaren, van welke hij drie en veertig als Regent, aan het geluk zijner onderdanen gewijd had. Het bijgeloof beschouwde als een voorteeken van zijnen dood, den geweldigen stormwind en watervloed, welke in hetzelfde jaar, drie dagen en zoo vele nachten Friesland onder de golven bedekt, en er vreesselijke verwoestingen hadden aangerigt.

dinsdag 7 januari 2014

Beroald

Beroald was de vader van Aldgillis I. (www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen)




bron: http://smitzimm.woelmuis.nl/843095947.htm

BEROALD, ook wel BERTOALD, BERWALD, BERTHULD of BERTHOLD en door de Franschen BERTOUL, volgens de oude Friesche chronijkschrijvers de vierde Koning van Friesland en zoon van Richolt, zou door zijn huwelijk met eene dochter van Ritsard, Koning van West-Friesland, deze reeds vroeger opgevolgd zijn, en na zijns vaders dood de beide Staten vereenigd hebben.
In Frankrijk regeerde, te zijnen tijde, Koning Clotarius II, en diens zoon Dagobert I in Austrasië. Daar de eerste Friesland aan alle zijden zocht te verkleinen, was zulks voor Beroald ondragelijk, die daarom tegen hem ten strijde trok. Bitsard, die Hertog der Friezen, over het Vlie, was, kwam hem ter hulpe. Dagobert toog, met eene groote magt, over den Rijn naar de Wezer, alwaar een hevig gevecht voorviel. Beroald, die op Dagobert in persoon los ging, sloeg hem den helm af, en tegelijk een lap van den huid zijns hoolds. Nadat Dagobert door de zijnen uit levensgevaar gered was, zond hij het berigt van zijn verlies aan zijnen vader Clotarius, die, met een aanzienlijk leger, niet verre van daar lag; om het verlies door zijnen zoon geleden, spoedig te herstellen toeschietende, werd hij, met groot gejuich, in het leger van Dagobert ontvangen. Beroald hier van weldra door zijne verspieders onderrigt, spotte daarmede, aangezien hij het berigt bekomen had, dat Clotarius reeds overleden was. Der Franschen Koning vertoonde zich, om Beroald van zijne verdoolde meening te genezen, aan de Middelzee (het Boerdiep) ontdeed zich van zijnen helm om zijn Koninklijk lang haar te doen zien, ten bewijze dat hij nog in leven was, waarop Beroald zich dus onbescheiden deed hooren: 'Gij oude grijsaard en doode hond! zijt gij daar? hoe komt gij van den doode weder hier, om met de levenden te vechten?' Over welke woorden de oude Koning zoodaning vertoornd werd, dat hij terstond met zijn paard over de Burdo zwom, waarin hij van de zijnen, niet zonder groot gevaar, gevolgd werd. De Friezen, dus onverwachts aangevallen, leden eene groote nederlaag. Clotarius, als woedende op hunne slagorde indringende, viel op Beroald aan, doorstak of doorschoot hem met eenen pijl, hieuw hem het hoofd af, dat hij op den spits zijner lanse stak, en dus in het leger bragt. De Friezen hunnen aanvoerder missende, namen in groote verwarring de vlugt. Dit zou geschied zijn in het jaar 626 of 630, volgens de verhalen van Occo Scarlensis, Hamconius en anderen. De waarheid echter is reeds door Ubbo Emmius bestreden(1). Geen der Fransche Kronijken maakt van dezen strijd gewag, dan de Gesta rerum Francorum, cap. 41, die echter Beroald, Koning der Saksen noemt en het tooneel van den strijd naar de Wezer verlegt. In zoo verre echter rust dit verdichsel op eenen historischen grondslag, dat het zeker is, dat Dagobert I, omstreeks 630, den Friezen Utrecht heeft ontnomen, en daar de eerste Christenkerk gesticht.

Beroald , van 540-597 koning over de Friezen en Saxers, zocht een reden om het gebied vrij te maken van de onderwerping aan de Franken. Hij zond gezanten naar Koning Clotarius II om de Friese onafhankelijkheid aan te kondigen. De tussenkomst van de Bisschop van Meaux voorkwam het laten vermoorden van deze bodes. Ze werden tot Christen gedoopt en vertrokken naar Friesland met eer en geschenken voor Beroald.
Deze, een oorlog verwachtende, volhardde in zijn voornemen en verzamelde hij al het krijgsvolg van de Friezen en Saxers. Ook wist hij Ridzert, Koning van West-Friesland, over te halen om deel te nemen. Ze verzamelden zich aan de Wezer, waar Dagobert I, zoon van Clotarius, met zijn veldheer Pepijn hen met een sterke legermacht tegemoet trok. Clotarius zelf bleef met een leger tussen Maas en Rijn wachten om Dagobert zo nodig te hulp te komen.
Dagobert leed inderdaad een grote nederlaag. Hij werd gewond door een houw dwars door zijn helm van of Beroald of Pepijn. Dagobert trok zijn leger terug en riep zijn vader te hulp.
Hoewel zijn spionnen berichtten over het versterkte leger en het nog in leven zijn van Clotarius, geloofde Beroald er niets van. Totdat Clotarius zich aan hem toonde op de andere oever van de Wezer. Beroald snauwde hem toe: "Ah! Du aede schiere bulle! Bistu der salm an fen dead wer libben wirden?" (Ha! Oude grijskop! Zijt gij daar zelf, en van de dood weer levend geworden?) Clotarius ontstak in woede en stuurde, gevolgd door Dagobert en een groot aantal Franken, zijn paard de rivier in. Beroald, dat ziende, vluchtte van de oever weg, maar werd onderweg naar zijn leger door de Frankenkoning achterhaald, doorstoken en onthoofd.
Het leger van de Friezen en Saxers vluchtte nu in grote wanorde, waarna het krijgsvolk van de Franken, moordend en alles verwoestend, het gebied overstroomde. Men verhaalt dat Clotarius zelf het bevel gaf om alle mannelijke Friezen, groter dan een slagzwaard, neer te hakken . Vrouwen en kinderen werden meegevoerd en in Frankrijk in het openbaar als slaven verkocht.

maandag 6 januari 2014

Aldgillis I

Aldgillis I was de vader van Radboud . (volgens www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen)


Bron: http://smitzimm.woelmuis.nl/843095945.htm

ADGILT, Adgillus of Adalgisus, de vijfde Koning van Friesland, was, volgens sommigen, een zoon van Beroald, die in eenen slag tegen Clotarius II, Koning der Franken, zou zijn gesneuveld. Nadat deze laatste hierop geheel Friesland overheerd had, liet hij een gedeelte aan Adgilt behouden, onder het toezigt van vier hem toegevoegde Raden, Adgilt aanvaarde alzoo de regering over Friesland ten Oosten van den Vliestroom, met de noordwaarts langs de Noordzee gelegene landstreken. De tijd, waarop zijne regering begonnen is, viel naar men wil, omstreeks 630, toen hij reeds aanmerkelijk in jaren gevorderd was; en dat men hem vier Raden toevoegde, had niet plaats, omdat hij minderjarig was, maar om staatkundige redenen, teneinde eenen waarborg te hebben tot getrouwe naleving van de geslotene overeenkomst, zoowel ten opzigte van de jaarlijksche uitkeering aan de Frankische Koningen, als in het dienstvaardig ondersteunen, om het Christendom te helpen uitbreiden. Tot meerder verzekering van het laatste moesten de vier daartoe gekozene Friezen welgevallig aan de Christenen zijn.
Koning Adgilt was zachtzinnig, vredelievend, verstandig en volkomen berekend, om met bedaarde voorzigtigheid zich zoo te gedragen, dat hij met de Frankische regering en de Geestelijken in goede verstandhouding leefde, hoewel hij met de zijnen de voorouderlijke godsdienst bleef aankleven; wordende alzoo, door wederzijdsche toegevenheid, alle verbittering vermeden. Doordien de Frankische Koningen zich over het algemeem aan een wellustig en werkeloos leven overgaven,waardoor hunne Groothofmeijers het bewind in handen hadden, en deze door heerschzucht bestuurd, zich schuldig maakten aan moord, vervolging en andere snoode wanbedrijven, waarvoor de menschheid terug beeft, en die de stoffelijke en zedelijke kracht der maatschappijen verzwakken, kon Adgilt meer onafhankelijk werken. Hij maakte vele inwendige verbeteringen, ten einde de ingezetenen, die veel door vijandelijke invallen en daarop gevolgde verliezen geleden hadden,verademing te bezorgen. Hij voorzag hen van goede wetten, en bevorderde den bloei van het land, zoowel door het bouwen van steden en dorpen, als door landaanwinningen en het opwerpen van hooge terpen langs de zeekust, waar de ingezetenen bij overstroomingen, met have en goed, eene wijkplaats konden vinden. Daar zijn voorname streven was, om der landzaten welvaart te vermeerderen en te verzekeren, zag hij het gelaten aan, dat Dagobert I, die Clotarius was opgevolgd, op den regter oever van den Rijn, bij Katwijk, eene sterkte vestigde, om tollen te heffen, en dat in de nabijheid daarvan aan Geestelijken inkomsten werden verzekerd en kerkelijke gestichten gebouwd.
Zijne edele onverschrokkenheid toonde hij in zijne handelwijze met den geloofsprediker Wilfrid; deze, uit hoofde zijner trotschheid en heerschzucht als Bisschop van York afgezet, was op zijne reis naar Rome, om zich deswege bij den Paus te beklagen, in Friesland aangeland, alwaar Adgilt hem en zijn gevolg op de voorkomendste wijze ontving. Ebroin, de Groothofmeijer van Theodorik III, Koning van het Frankische rijk, op Wilfrid gebeten, omdat hem door zijn bedrijf het beheer over Austrasië ontvallen was, liet schriftelijk en mondeling den Frieschen Koning verzoeken den Bisschop om te brengen of in hechtenis te nemen. Met verontwaardiging las Adgilt den brief, dien men hem gezonden had, den vlugtelingen voor, en offerde hem voor aller oogen aan de vlammen op. Door het ruwe jaargetijde verhinderd om de reis voort te zetten, maakte Wilfrid zich dit oponthoud ten nutte, om, met vergunning van Adgilt, den Friezen het Evangelie te verkondigen; en men wil, dat bijna alle de aanzienlijksten en zelfs de Koning, benevens vele duizenden van het volk, de Christelijke leer omhelsden en gedoopt werden. Hij zag zijne weldadige regering tot aan zijn overlijden, in 679, door de ingezetenen me tdankbaarheid beloonen, terwijl zij hem daarna bij voortduring in zegenend aandenken hielden. Na zijne dood kwam zijn zoon Radboud aan de regering.
Zie Schotanus, de Geschied. van Friesland, bl. 54; G. van Loon, Aloude Hollandsche Histori, I. 285 en 289; H. v(an) H(eussen) en H. v(an) R(ijn), Kerkel. Hist. en Outh. der vereen. prov., D. I. bl. 8; Mr. D. Fockema, Schetzen van deFriesche gesch., D. I. bl. 59-61; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. I. bl. 351 en 352; J.P. Arend, Algem. Gesch. des Vaderl., D. I. bl. 307, 317 en 318.




zondag 5 januari 2014

Koning Radboud I

Koning Radboud I was de vader van Aldgillis II. (www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen)


Koning Radboud I

(Uit: http://smitzimm.woelmuis.nl/843095943.htm)

Radboud (koning) Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Koning van Friesland
Periode ca 680 - 719
Voorganger Aldgisl
Opvolger Poppo (?)
Vader onbekend
Moeder onbekend
Radboud of eigenlijk Radbod (Fries: Redbad) (-719) was een koning van de Friezen. Hij wordt in kronieken en heiligenlevens genoemd als koning of hertog van Friesland.
Geschiedenis: Over Radboud zijn jeugd en jonge jaren is niets bekend. Hoewel in latere kronieken wordt beweerd dat hij een zoon van Aldgisl was, bestaat hiervoor in het bronmateriaal uit die tijd geen bewijs. Hij groeide ongetwijfeld op in een familie die tot de Friese elite behoorde en kwam niet eerder aan de macht dan circa 680, na de dood van Aldgisl.
Het begin van Radboud zijn bewind verliep teleurstellend. Er waren conflicten met het Frankische Rijk en hij moest genoegen nemen met een ondergeschikte rol ten opzichte van zijn machtige buur. Tussen 688 en 695 leed hij een aantal nederlagen tegen de Frankische hofmeier Pepijn van Herstal, onder andere in de slag bij Dorestad. Halverwege de negentiger jaren sloten Radboud en Pepijn vrede, waarbij Radboud afstand deed van grondgebied ten zuiden van de Oude Rijn.Onderdeel van deze vrede was het sluiten van een huwelijk tussen Radbouds dochter Theudesinda met Grimoald, een zoon van Pepijn van Herstal, die in 714 werd vermoord. Van dit huwelijk is niet bekend of er kinderen zijn geboren.
Frankische Burgeroorlog. De burgeroorlog die na Pepijns dood (16 december 714) uitbrak, bood Radboud nieuwe kansen. Hij wist Utrecht en Dorestad op de Franken te heroveren en steunde in de burgeroorlog de Neustrische koning Chilperik II die om de macht streed met de erfgenamen van Pepijn. In 716 voer hij zelfs met een vloot de Rijn op, waar hij in de slag bij Keulen de Frankische hofmeier Karel Martel overwon, maar even later werden hij en Chilperik door dezelfde Karel verslagen in de slag bij Amel. Winfried (Bonifatius) trof volgens zijn hagiograaf Willibald tijdens zijn reis van Londen naar Dorestad onder meer door de twist verwoeste kerken aan en bezocht Radboud in Utrecht.[1][2]
Radboud maakte plannen om andermaal het Frankenrijk binnen te vallen en trok daartoe een groot leger samen. Hij kreeg evenwel daartoe niet meer de gelegenheid. Door een ernstige ziekte getroffen stierf Radboud in 719.[3]
Opvolging en afstammelingen: Uit de primaire bronnen is niet bekend wie Radboud opvolgde. Door latere historici wordt de Friese legeraanvoerder Poppo soms wel als diens opvolger beschouwd. De Frankische tegenstander van Radboud, Karel Martelkon kort na zijn dood eenvoudig het Friese rijk binnenvallen en een deel van de Friezen onderwerpen.
Eveneens onduidelijk is hoe het zit met de zogenaamde afstammelingen van Radboud, waar in latere geschriften wel verslag van wordt gedaan, o.a in de Vita S. Radbodi uit de 10e eeuw. Bovendien gaan sommige historici ervan uit dat het steeds terugkeren van dezelfde naam erop wijst dat sprake is van een dynastie. Sommige van deze (afstammelingen) waren er zeer van overtuigd dat zij van koning Radboud afstamden.
Doop:
Radboud die zich op het laatste moment niet liet dopen; Borduursel uit (vermoedelijk) het begin van de 16e eeuw.Volgens een over Wulfram geschreven hagiografie wilde Radboud zich aanvankelijk door deze Frankische missionaris (in latere legendes ook wel door Willibrord) laten dopen, maar zag Radboud daar op het laatste moment vanaf. Net voor de onderdompeling in het doopvont vroeg Radboud aan Wulfram of het grootste deel van de Friese adel in de hemel zou zijn. Wulfram antwoordde dat dat niet het geval was, zij waren immers niet gedoopt en zouden dus in de hel verblijven. Radboud bedacht zich en liet weten dat hij dan een hiernamaals met zijn voorgangers verkoos en trok zich terug.[4][5]
Over Radboud zijn in de loop van de geschiedenis meerdere sagen en legendes ontstaan zoals Fan tha koningen Karle ende Redbad. Hoogstwaarschijnlijk behoort de passage over de doop ook tot de legendevorming.[5][6]
Trivia: Radbouds naam werd door een van zijn nakomelingen opnieuw gebruikt, namelijk bisschop Radboud van Utrecht. Op zijn beurt werd de Radboud Universiteit Nijmegen in 2004 naar hem vernoemd. Hierdoor is de heidense koning onrechtstreeks de naamgever geworden van een katholieke universiteit.[7]
De band Heidevolk schreef in 2008 ter ere van koning Radboud een gelijknaming lied. In het eerste deel komt het verhaal over de doop terug:
Wulfram, de christen, die hem bekeren wou
Beloofde hem de hemel, als hij hem dopen zou.
Doch met één been in de vont bedacht de Friese vorst zich snel;,
Trouw aan zijn verwanten ging hij liever naar de hel.
De band wil koning Radboud hiermee prijzen voor zijn trouw aan zijn voorouders, en zijn verzet tegen de kerstening. Hij zou een felle verdediger zijn geweest van het heidendom.
Zie ook Canon van Friesland
RADBOUD I, koning van Friesland, opvolger van Adgil, een man met een stout hart, vol van liefde, niet voor de vrijheden zijner onderdanen, die hij vaak op tyrannieke wijze bejegende, maar voor de zelfstandigheid zijner natie tegenover vreemdelingen en voor de onafhankelijkheid zijner koninklijke magt. Men zegt, dat hij opgevoed was aan het Hof van Denemarken en voortdurend met de Noordsche volkeren in vriendschapsbetrekkingen bleef, belust was op krijgsavonturenen gehecht aan den voorvaderlijken godsdienst. Waarschijnlijk bestonden zijne eerste regeringsdaden in het nemen van maatregelen tot het uit den weg ruimen van allen, die bij het leven van zijn voorzaat, sympathie voor de Franken hadden geopenbaard of van de hand van Wilfrid den christelijken doop hadden ondergaan. Men mag veronderstellen, dat deze maatregelen geweldig waren, daar men weet, dat Radboud, niet alleen verbanning en confiscatie van goederen, maar ook de hand des sluipmoorderaars bezigde. Na zijne naaste omgeving gezuiverd te hebben, moest hij het oog verder om zich slaan en allerwegen de hem dreigende gevaren ontdekten. Reeds hadden de Friesche stambroeders in het Zuiden het geloof van Amandusen Eligius aangenomen, en het Christendom scheen al verder aan deze zijde der Schelde door te dringen. Daarenboven was Utrecht in de handen der Franken, en zijne rijksgrooten, die voor zijne wraakzucht vloden, hadden tot dezen hun toevlugt genomen. In 679 verbrak hij de vrede met de Franken, en gesteund door Deenen en Noren, nam hij Utrecht in, en vernietigde er de laatste sporen van het Christendom. Van daar zette hij zijn zegepraal voort, totdat hij Friesland zijne voormalige grenzen had wedergegeven, en, naar men zegt, met zijne benden Nijmegen had bereikt. Hij was nu de heer des lands van de Lauwers tot het Zwin in Vlaanderen; de Schelde was de grens tusschen zijn gebied en dat der Franken. De verdeeldheid, die onder de laatsten heerschte, was oorzaak, dat Pepijn eerst in 688 met zijn geheele legermagt het grondgebied der Friezen betrad. Nu verkeerde de kans. Radboud verloor al wat zijn zwaard en goed geluk vroeger beneden den Rijn had veroverd, werd schatpligtig, moest gijzelaars geven, de vrije prediking des Christendoms gedoogen en, volgens sommigen, zelf beloven zich te laten doopen, wat hij echter niet deed. Terwijl alle maatregelen werden genomen het land voor goed te hervormen, maakte Radboud van alle gelegenheden gebruik, zich van het hem opgelegde juk te ontslaan, doch te vergeefs. Omstreeks 696 verloren de Friesen een slag bij Wijk bij Duurstede. Utrecht viel in handen van Pepijn, en Radboud werd tot diep in Friesland teruggejaagd. Sedert poogde Pepijn, Radboud nader aan zich te verbinden door het huwelijk met zijn zoon Grimbald met eene Friesche prinses Theodeswinde, Radboud's dochter. Zij werd gedoopt en het huwelijk voltrokken, maar het hart van den sluwen koning was daarmede niet verwonnen. Kort voor den dood van Pepijn viel Grimbald door de hand eens sluipmoordenaars, terwijl hij te Luik,bij het graf van den H. Lambertus voor het leven van zijnen kranken vader bad. Sommigen stellen deze zwarte daad op rekening van Radboud en zijne dochter.
Na den dood van Pepijn van Herstal, den 16 December 714, ging Radboud, schoon door gemoedskrenkingen en zwaar ligchaamslijden geknakt, een verbond aan met Raghenfried, dien het leger der Neustriërs tot hofmeijer tegenover de partij van Pepijn had verkozen, verzamelde zijne benden, en trok naar Utrecht op, joeg de Christenen op de vlugt, verwoestte de christelijke, herstelde de heidensche tempels, nam Wijk bij Duurstede in, voer in 716 met eene aanzienlijke scheepsmagt den Rijn op tot Keulen, waar hij een onverwachten aanval van Karel Martel had door te staan, en hij, beladen met oorlogsbuit, want het krijgsgeluk was aan zijne zijde geweest, naar Friesland weêrkeerde, nogmaals in Austrasië viel en kerken en kloosters vernielde. Intusschen had Karel Martel zich versterkt, ontmoette Radboud in 717 andermaal te Wijk bij Duurstede, en bragt hem een neêrlaag toe, waarvan een nieuw verdrag van onderwerping aan de Franken het gevolg was.
Radboud stierf in het volgend jaar. In zijn laatsten levenstijd scheen zijn inwendig gemoedsbestaan eenigzins veranderd; zijn hard gemoed werd eenigermate verzacht en hij wendde pogingen aan, om zich althans met sommige zijner onderdanen,die hij vroeger mishandeld en verjaagd had, te verzoenen.
Anno 674. De Oostfranken haalden Dagobert II, zoon van Sigebert, uit Ierland. Toen Wilfridus in het voorjaar van 678 Friesland had verlaten en Koning Dagobert bezocht, had hij deze vorst de belangen van de Friezen aanbevolen.
Koning Adgillus-I ( âlde gisel) van Friesland stierf in 652, maar liet een zoon, genaamd Radbodus na. Deze was aan het Deense hof gevormd, waar zijn haat tegen het Christendom steeds voedsel had gevonden. Toen hij 27 jaar oud was, werd hij de zesde Koning van Friesland met zijn residentie te Medemblik in West-Friesland.
Het eerste jaar van de regering van Koning Radbodus-I kenmerkte zich door een nieuwe watersnoodramp, waarbij ook heel Friesland werd overstroomd. Ook vielen de Denen en Noormannen het land binnen, al rovend en plunderend. Ze namen Radbodus gevangen, voerden hem mee naar Denemarken en lieten hun Stadhouder Omûnd achter. Deze beval de Friezen, als teken van slavernij, een houten halsband te dragen, hun deuren aan de Noordzijde te plaatsen en wel zo laag, dat ze moesten bukken voor de Noorse vorst.
Pas na een gevangenschap van zeven jaren, sloot Radbodus met de Koning van Denemarken een verbond van vrede en vriendschap onder ede bij de afgod Fosta, en werd hij naar Friesland overgebracht, waarna Omûnd kon terugkeren naar Denemarken.
Anno 687. Radbodus deed nu alle moeite om de Franken te bestrijden en het Christen-dom met wortel en tak uit te roeien. Hij bracht een leger bijeen en veroverde Wiltenburg, het huidige Utrecht, waar de kerk werd gesloopt. Radbodus trok door het Frankische gebied, nam de stad Nijmegen en verschillende omliggende plaatsen met geweld in, waarbij aan de poorten de tekst Huc usque Regnum Stauriae ( tot hier is het rijk van Stavoren) werd geplaatst.
Dorestad, niet ver van het huidige Wijk bij Duurstede, aan de splitsing van Lek en Kromme Rijn, was toen de belangrijkste Friese handelsplaats. De nederzetting heeft zich ontwikkeld uit een Romeins grensfort, genaamd Levefana.
Anno 687. Omstreeks deze tijd was Pepijn van Herstal alleenheerser in Oost-Frankrijk. Door vererving kreeg hij ook Brabant onder zijn beheer.

Anno 689. In de enorme veldslag bij Dorestad versloeg Pepijn de de woeste Friese Koning Radbodus en veroverde hij alle gebieden ten zuiden van de Rijn. Ook veroverde Pepijn de stad Utrecht en omliggende plaatsen en Friesland ten Westen van het Vlie. Radbodus moest nu zijn woonplaats Medemblik verlaten en zijn intrek nemen in Stavoren.
Daarna werd Radbodus gedwongen om zich geheel naar Pepijn's eisen te schikken. De eerder uit de Friese gebieden verdreven predikers werden weer ontboden om het evangelie in de op Radbodus veroverde gebieden te verkondigen. Ook zond Engeland twaalf predikers van Angel-Saxische afkomst naar Friesland. Een ervan, de apostel Willebrordus, trok eerst naar Pepijn om diens steun te krijgen. Aan deze missionaris gaf hij het oude Romeinse fort, nu de stad Utrecht, als steunpunt voor zijn zending onder de Friezen. Willebrordus werd later bisschop van Utrecht en aartsbisschop van de Friezen.
De opdracht aan de apostelen was om de afgoderij in Friesland uit te roeien. Radbodes hield zich echter niet aan de beloftes, gegeven aan Pepijn. De prediker Wigbertus liet op Ameland diverse afgodtempels verwoesten en werd daarom in opdracht van Radbodus om zeep gebracht. Radbodus bleef afkering van het Christendom, maar kon toch niet verhinderen dat zijn eigen dochter Theodosinda het Christendom omhelsde, zich liet dopen en trouwde met Grimoald, zoon van Pepijn.
Radbodus deed niet alleen alles om het Christendom te weren, maar hij probeerde ook steeds weer om het gezag van de Franken te doen verminderen. Zo werd de Friese veldoverste Gerlacius uit Warns met een leger naar Utrecht gestuurd om die stad in te nemen. Gerlacius verloor hier echter zijn leven en het Friese leger werd door Pepijn in de pan gehakt. Opgejaagd vluchtte Radbodus diep Friesland in en Pepijn trok, beladen met buit, naar huis.
Anno 693: Het verdrag tussen de Frankische koning Pepijn en koning Radboud van Friesland was wankel, maar omdat Pepijn de handen vol had in eigen land, ondernam hij niet veel om Radbodus af te straffen. Na het huwelijk van de dochter van Radboud met de zoon van Pepijn werd de laatste grootmeester aan het hof van Neustrïe, waar de elfjarige Childebert tot koning was verheven.
Intussen werd bisschop Lambertus van Luik in opdracht van Pepijn vermoord omdat hij kritiek had op diens levenswijze. Bij het graf van Lambertus bad Grimoald om het herstel van zijn zieke vader, maar werd aldaar vermoord door de Fries Ransgarius. Pepijn herstelde korte tijd en liet al de medeplichtigen aan de moord op zijn zoon ombrengen. Zeer waarschijnlijk is ook Theodosinda, de dochter van Radboud hierbij gedood, waardoor de haat tussen Radbodus en het geslacht van Pepijn des te groter werd. Pepijn overleed in het jaar 714, nadat hij Theodebald, de zoon van Grimoald en Theodosinda, had aangesteld als Groot-Hofmeester van het West-Frankische rijk, terwijl zijn nalatenschap ging naar zijn eigen zoon Karel Martel.
Anno 716: Radbodus werd overgehaald tot een bondgenootschap tegen Karel Martel om zich te wreken op het geslacht van Pepijn. Hij scheepte een leger in en voer de Rijn op naar Keulen, waar de Friezen de kleine legermacht van Karel vrijwel geheel versloegen, waarna ze met een grote buit huiswaarts togen. Gesterkt door deze zege verzamelde Radboud een nog sterker leger, voegde zich bij de macht van zijn bondgenoot Raganfrid. De verenigde legers stroopten nu geheel Oost-Frankrijk af. Keulen werd belegerd en ingenomen, waarna de overwinnaars weer op huis trokken. Raganfrid werd met zijn leger op deze terugtocht verslagen door een door Karel verborgen gehouden legertje.
Anno 717.
Karel Martel was er op belust, nu hij wat rust had gebracht in Frankrijk, om zijn vijand Radbodus, Koning van Friesland, op de knieën te krijgen. Mogelijk nog opgestookt door Willebrordus of andere geestelijken, bracht hij een talrijk leger naar Friesland. Radbout werd door die snelle tocht verrast en kon niet voldoende maatregelen nemen om zich te verweren.
Poppo, de zoon van een Friese edelman en getrouwd met een nicht van Radbout, was de bevelhebber van het inderhaast bijeengeroepen Friese leger. Aan de Middelzee troffen de legers elkaar en in een zeer hevig en bloedig gevecht sneuvelde Poppo en het grootste deel van zijn manschappen. De Franken overstroomden nu heel Friesland en verwoestten overal beelden en tempels van de heidense Goden.
Karel dwong nu de vernederde Koning Radbodus tot de belofte om het Christendom aan te nemen, predikers toe te laten, de heidense godsdienst af te zweren en om zich te laten dopen. Voldaan en met buit beladen vertrokken de Franken en Karel kon aan Willebrordus berichten dat de weg tot verkondiging van het Evangelie in Friesland open lag. Naast Willebrordus wees Karel Martel de Bisschop van Sens, genaamd Wulfran, aan om in Friesland te gaan prediken.
En, waar Willebrordus en zijn helpers in zevenentwintig jaar niet in geslaagd waren, gelukte Wulfranus in een vijftal jaren. Alleen slaagde hij er niet in om Radbodus te bewegen om het Christendom aan te nemen en zich te laten dopen. Wel lieten twee zonen van Radbout, Rodbodus en Melgerus, zich dopen. Ze stierven beiden binnen enkele dagen daarna.
Anno 717.
Al waren de zonen van Koning Radbout gekerstend, hijzelf en veel van zijn onderdanen bleven trouw aan de heidense godsdienst. Het offeren van mensen behoorde tot de plechtigheden. Eens werd, zelfs in het bijzijn van Bisschop Wulfranus, door Radbodus een jongeman ( Onno of Ovo) aangewezen om ter ere van de afgoden te "mogen" sterven. De Bisschop probeerde het offer te verhinderen, maar Radbodus antwoordde botweg, dat mensenoffers van oudsher gebruikelijk en voor al onvermijdelijk waren. Maar, vervolgde hij, als de Christengod dit leven wil sparen, dan wordt de jongeling aan Wilfranus geschonken. Terwijl de Bisschop God om hulp aanriep, werd Onno opgehangen. Toen brak het touw en de knaap werd aan Wulfranus geschonken.
Deze Onno werd later prediker van het Evangelie, eerst in Friesland. Nog vijf andere mensen, door deze afgoderij ter dood veroordeeld, konden door Wulfranus worden gered en gekerstend. Radbodus weigerde nog heel lang om zich te laten dopen. Ten langen leste, en al met één voet in het doopfont, vroeg de Koning aan de Bisschop waar de zielen van al zijn dappere voorouders en andere Friese edelen, na hun dood gebleven waren. De Bisschop antwoordde, dat allen die niet onder God en zijn zoon gestorven waren, ongetwijfeld verloren zielen waren. Toen stapte Radbout uit het doopfont en verklaarde, dat hij liever met zijn voorouders en de andere Friese helden bij Wodan wilde zijn, dan met een hoop arme christenen in het Godsparadijs. Bedroefd verliet Wulfranus Friesland, begaf zich naar het klooster Fontanelle en stierf in het jaar 720.
Radbodus kon zich weer te Medemblik vestigen. Na zijn dood werden zijn ingewanden aldaar , maar zijn lichaam werd naar de Friese hoofdstad Stavoren gebracht en met Koninklijke eer begraven.

zaterdag 4 januari 2014

Aldgilles II

Radboud II was een zoon van Aldgilles II. (Bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen)

Uit: http://smitzimm.woelmuis.nl/843095941.htm

ADGILT II, de zoon van Radboud, Koning van Friesland, was, volgens de meeste schrijvers, zijns vaders opvolger in de regering, welke hij in 723 zou hebben aanvaard. Men leest van hem, dat hij het Christendom had aangenomen en vanvredelievenden aard was. Hij ondersteunde de Geestelijken in het prediken en verbreiden van het Christendom, en schijnt, even als zijn vader, het bewind ook over West-Friesland te bebben uitgeoefend, atlhans men leest van het stichten van Hoorn en Alkmaar onder zijne regering. Ofschoon hij het Christendom had aangenomen, ging de uitbreiding daarvan in Friesland niet voorspoedig, doch Adgilt wist, door zachtmoedigheid en klem, de zwarigheden te boven te komen. Hij leefde in rust en vrede met het Frankische bewind, met de geestelijkheid en met het volk; eindigde zijne regering in 737 en werd te Stavoren, bij de begraafplaats van zijnen vader bijgezet. Hij liet twee zonen en eene dochter na. De zonen waren Gondebalt, die zich aan het hof van Koning Theoderik III in Frankrijk had opgehouden en zijnen vader in de regering opvolgde, en Radboud, die zich bij 's vaders overlijden aan het Deensche hof bevond. De dochter, Conivella, was met eenen voornamen Fries, Adelbricus, gehuwd, die een slot bij Sexbierum had gesticht; vele goederen in die omstreken, de Bierumen genaamd, bezat, en de stamvader van het geslacht van Adelen was.Zie Mr. D. Fockema, Schetzen van de Friesche Gesch.,D. I. bl. 76-78.

vrijdag 3 januari 2014

Radboud II

Volgens www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen had Ygo Ygos Galama een voorvader, Gale Galama, die getrouwd was met een dochter van Radboud II. (rond 700)

bron: http://smitzimm.woelmuis.nl/843095939.htm

RADBOUD II volgde in 749 zijn broeder Gondebald, als koning van Friesland, op. Hij was, volgens de Chronyken, een jongeling van een wreed, woest en verwilderd gemoed, de afgoderij krachtig toegedaan en een vijand van het christendom, diezich toelegde om het heidendom tot zulk eene bloei te brengen, als het onder de regering van zijn grootvader was geweest. Hij zou, in den ouderdom van acht of negen jaren, door zijn vader Adgilles naar het Hof van den koning van Denemarken,zijn oom van moederszijde, gezonden en aldaar opgevoed zijn. Met zijn jaren klom zijn afkeer van het Christendom, en aan de regering gekomen, beval hij zijne onderdanen den voorvaderlijken godsdienst weder te omhelzen. op verbeurte vanleven of ballingschap. De voorname christenen werden van hunne eereambten ontzet; anderen, gelijk de Rodmans, Botnias en Fortemans verlieten het land en stelden zich onder de bescherming der Franken, terwijl de koning, wil men, nietonschuldig was aan den moord van den zeventigjarigen Bonifacius te Dokkinga (754) en dat, door hem aangezet, de Saksers, in 774, na door Karel de groote onderworpen te zijn, met een groot leger, onder een hunner aanvoerders Widuchint, inFriesland vielen om de inwoners tot het heidendom terug te brengen. Maar Karel zond eenige benden tegen hen af, zette in 775 eene aanzienlijke krijgsmagt over den Rijn, en drong, onder gedurige zegepralen, tot den Oker door. DeWestfalingen, Oostfalingen en Engeren en Angrariers, de drie afdeelingen der gezamenlijke Saksers, onderwierpen zich en stelden gijzelaars. De Friesen, zeggen onze kronijkschrijvers, werden gedurende dien togt in twee veldslagen verslagen,en Radboud vlugtte naar Denemarken. De koninklijke waardigheid scheen onder hem vernietigd te zijn. Hij zou in 792 overleden zijn.
Volgens sommigen werd hij derwaarts door Karel de groote gebannen, en kwam hij met zijne gemalin Amarra, eene dochter van den koning der Hunnen, weder in Friesland, en werd door Adelbert gedoopt, en stierf te Egmond als een goed christen.Volgens Hamconius liet hij twee zonen na: Godebald en Gerbrand.

Zie Altfriedi, Vita Luidg. bij Pertz, T. II. p. 408; Mon. Egolism., Vita Caroli M. ad annum 784; Vita Ludgeri, Lib. I.

Anno 755.
De Saxers, ongelukkig onder het Frankische juk, verzetten zich tegen Pepijn en weigerden de jaarlijkse schatting van driehonderd paarden te voldoen. Ze bewapenden zich en pas na vele langdurige en bloedige gevechten werden ze overwonnen en beloofden de schatting te betalen.
Ook de Friese Koning Radbodus II toonde hierbij zijn vijandigheid tegen de Franken en Christenen. Zo groot was de druk van Radbodus ( onder meer zijn pogingen om de stad Utrecht in te nemen), dat Gregorius verhaal ging halen bij Pepijn. De Aquitanische oorlog echter belette Pepijn om krachtdadig tegen Radbodus te velde te trekken. Pepijn overwon geheel Aquitanië, maar zijn dood maakte een eind aan diens verdergaande plannen om ook de heidense Friezen mores te leren.. Pepijn liet drie zonen na: Karloman, Karel en Gillis. Karel (die wij kennen als Karel de Grote) was toen 26 jaar oud.

Anno 768.
In Friesland, groeide de hoofdstad Stavoren aanmerkelijk. De tempel en de verering van de god Stavo was hier behouden gebleven. Mede gunstig door hun ligging waren Ezonstad aan de Lauwers en Dokkenburg (het huidige Dokkum) aan de Ee. Verder bood de stad Uitgong een veilige ligplaats voor de schepen. Het stadje Wartens (nu het dorp Wartena) gaf aan de Zuidoostelijke en hoger gelegen streken vrije vaart op de Middelzee en daarmee op de Noordzee.
De Friese landbouw bleef ongewis vanwege het ontbreken van voldoend hoge dijken. Vaak ging de vruchtbaarheid van honderden akkers voor decennia verloren door één enkele overstroming. Ook de armoede en daarbij het gebrek aan goede werktuigen speelde een grote rol. Pas later, in rustiger tijden, konden de Friezen zich met groot succes op de landbouw en rustiger bezigheden dan veldtochten toeleggen.

donderdag 2 januari 2014

Ygo Ygos (of Ygo II) Galama

Jouke Ygos Galama stamde af van Ygo Ygos Galama. (Bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen)

http://smitzimm.woelmuis.nl/843095842.htm

In het jaar 876 was Ygo Galama vijfde potestaat van Friesland. Hij was zeer bedreven in de krijgshandel. Ook versterkte hij de zeeweringen en trof diverse voorzieningen om de invallen van de Noormannen tegen te gaan.
Ygo overleed in 910, hoewel er ook bronnen zijn, die zeggen dat hij in het eerste jaar van zijn regeren (876) overleed.
In het wapen van het dorp Oudega der gemeente Gaasterlân-Sleat zien we een stins en een franse lelie, beide refererend aan de adellijke Galama'
Anno 888. De Franse Keizer Karel de Dikke, verzwakt in lichaam en geest, was genoodzaakt om de Noorse rovers buiten zijn gebied te houden door omkoping met zware geldsommen. Mede hierdoor werd hij onttroond. Omdat zijn opvolger, de jonge Koning Karel de Eenvoudige, nog minderjarig was, kwam het feitelijke gezag over Frankrijk in handen van Odo, Graaf van Parijs en Hertog van West-Frankrijk.
Hoe meer de adel verzwakt waren, des te meer kregen de Noormannen de kans om te roven en te moorden. Zo verschenen ze in 889 met honderdduizend manschappen aan de mond van de Maas. Negentigduizend Denen trokken het land binnen, nauwelijks weerstand onder-vindende van de legermacht van de Hollandse Graven.
Maar in 890 trok de Duitse Koning Arnold hen met een groot leger zó onverwacht en krachtig tegemoet, dat er in de legerplaats geen Viking overbleef. Een groot deel van deze Deense nederlaag was te danken aan de moed en volharding van de Friese soldaten. Na deze veldslag, waarin ook de Deense zeekoningen Sigefrid en Godfrid sneuvelden, was de macht van de Noormannen zó afgenomen, dat ze een poos niets van belang konden ondernemen. Ook Friesland bleef in dat jaar vrij van hun aanvallen.
In deze tijd was IGO GALAMA II Potestaat over Friesland. Hij herstelde het goede gebruik om langs de kusten schildwachten te houden om te kunnen waarschuwen tegen de komst van de Noormannen en ook om toe te zien op de kwaliteit van de dijken.
De schildwachten bij Ezonstad (gelegen aan de Lauwerszee nabij Dokkum) kregen de extra zware verantwoordelijkheid om voortdurend waakzaam te zijn: "Haedet goede wacht tyan da Nordera oordt, want vuyt da grimma herna comt ws all quaed voort".



Ygo II Galama

woensdag 1 januari 2014

Jouke Ygos Galama

Een voorvader van Ygo Gales Galama was Jouke Ygos Galama (rond 925 geboren). (Bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-bavo-van-der-molen)

Hij was twee jaar in dienst van de Hertog (Doge) van Venetië, Pietro Partecipazio.( http://smitzimm.woelmuis.nl/843095836.htm)


Pietro Partecipazio